¹ Condensator:

Condensatoren zijn elektronica onderdelen die een elektrische (lees: elektronen) lading kunnen opslaan, afhankelijk van het voltage. Hoe hoger de spanning, des te groter is de hoeveelheid lading (lees: Coulomb) of wel elektronen die een condensator kan opslaan. Bij het ontwerpen moet je altijd rekening houden hoe hoog de spanning kan oplopen bij een condensator en het liefst een iets hogere waarde aan voltage kiezen. Let op: ontlaad een condensator (zeker elco's) voor het meten eerst. Ze geleiden geen gelijkstroom, maar hebben wel een wisselstroomweerstand of wel impedantie Z genoemd. Je kan de werking van een condensator vergelijken met een waterleiding, waarin een balg zit. Nu duwt de waterdruk de balg uit en veroorzaakt zo een stroom. Maar in feite omdat er een balg zit kan er geen water door stromen. De impedantie is afhankelijk van de frequentie afgekort f. In formule Zc=1/(2.pi.f.C). Hoe hoger de frequentie des te lager de impedantie. De meest bekende condensator is wel de elco. Een elco is polariteitsgevoelig, dus let op hoe je hem aansluit. Elco's worden vaak gebruikt bij afvlakking, stabilisatie en het afsluiten van een schakeling, maar ook om signalen zoals audio door te geven.. (Hiervoor zijn speciale audio elco's voor) Zie afbeelding: de korste aansluitdraad is de negatieve pool, aangegeven met een lichte rand en min-teken.

Wat theorie:

Zie [gelijk & wissel V]: De buitenste elektronen om een kern, te samen heet een atoom, kunnen vrij bewegen van atoom naar atoom. Men noemt dit valentie-elektronen. Zoals je kon lezen bepalen de hoeveelheid elektronen die bewegen de stroom uitgedrukt in stroomsterkte of wel ampère afgekort A. Nu is de hoeveelheid elektronen die een condensator kan opslaan uitgedrukt in Coulomb, afkorting Q bepalend. In feite is een condensator niet meer dan twee geleidende platen, met aansluitdraden met een kleine afstand tussen elkaar. Gelijk geladen deeltjes stoten elkaar af, zodat aan de ene kant er veel elektronen zijn en aan de andere kant niet of wel een denkbeeldige positieve lading of gebrek aan elektronen. Nu bepaald de oppervlakte van de platen en de afstand tussen de platen de lading en wel zo dat Q = constante x oppervlakte/ afstand. Tussen de platen is er een elektrisch veld. Hoe groter de lading, des te sterker het elektrisch veld. De hoeveelheid lading die een condensator per volt kan opslaan noemt men het aantal Farrads of wel afgekort F. Dus F= Q/V

Een ongeladen condensator sluit vanwege het opladen een verbinding eerst kort. Er loopt een zekere tijd een kortdurende stroom. Deze stopt als de condensator tot de aangesloten voltage is opgeladen. Nu noemt men deze wel de RC-tijd. In grafiek ziet het er als volgt uit:

Om een en ander duidelijk te maken hoe de voltage en stroom zich verhouden bij het opladen, zie onderstaande tekening. Omdat de stroomsterkte in het begin groter is dan het voltage gemeten over de condensator zegt men wel "bij een condensator ijlt de spanning na." Hierdoor ontstaat er een faseverschuiving van de spanning.

Een weinig gehoorde toepassing:

Het feit dat een condensator een elektrisch veld heeft die samenhangt met een voltage, kun in je principe, omdat elektromagnetisch golven zoals radiogolven ook een elektrisch veld hebben een elektrisch veld ontvanger maken en dus bouwen. Met een di-pool als antenne, meet je wisselende spanning over de weerstand en waarin de dipool als condensator functioneert. Radiogolven zijn onderdeel van het elektromagnetisch spectrum, waar het gewone licht een onderdeel van is. Zie onderstaande tekening. De rode golven zijn het wisselend elektrisch veld en de blauwe golven zijn de wisselende magnetische golven.

In onderstaande animatie-filmpje zie hoe een wisselend electrisch veld of golf een stroompje opwekt in de dipool-antenne. Deze wekt over de weerstand R een wisselende voltage die versterkt kan worden.

zie figuur boven: Meten we op punt A, dan staat over de condensator 9 Volt. Tijdens het opladen of net aansluiten van de condensator stroomt er 9 V/ R aan stroom die afneemt tot nul. De RC tijd is R x C

De totale weerstand Z = ¹